BREMERSTROOMLIJNING

Door: Ids H. van der Honing (tekst, tekeningen fotos’)    

Stroomlijnneuzen of stroomlijning van de bordzijde vormen een wiekverbeteringssysteem, passend bij een oud-Hollandse ophekking. Verscheidene molenbouwers in het midden van de 20 eeuw hebben hierover nagedacht en mee geëxperimenteerd. Soms vroegen ze een patent aan voor hun uitvinding. Elke volgende molenbouwer moest net iets anders uitvinden om onder de octrooirechten van anderen uit te komen.

Stroomlijn
Op deze manier kwam ook de Adorper molenbouwersfamilie Bremer op een stroomlijning van de roede uit. Die was vergelijkbaar maar net iets anders dan molenbouwer Van Bussel (anno 1934) met zijn stroomlijnneuzen. Gemeenschappelijk hadden zij belangstelling voor stroomlijn. Hun aerodynamische vormgeving van de voorzoom is vrijwel gelijk. Stroomlijn zelf kon kennelijk niet gepatenteerd worden. Het verschil in de Van Bussel-stroomlijnneuzen en de Bremer-stroomlijning zit dan ook vooral in de bevestiging van de constructie op de roede. Die constructie heeft de vorm van een langwerpige, halfopen koker.

Afbeelding 1: van Busselstroomlijn Afbeelding 2: Bremerstroomlijn
Doorsnede door roede ter hoogte van de dichtst bij de askop gestoken hekstok; rood = roede , blauw = neusprofiel en beugel. (Zeeg en biljoening zijn slechts schematisch weergegeven.)

Het verschil
De Van Bussel-neus is bevestigd uitsluitend tegen de bordzijde van de roede. De stroomlijnkoker van Bremer is tegen de bordzijde én aan de voorkant van de roede bevestigd. Het verschil is dus betrekkelijk klein en niet direct opvallend. Het systeem van Van Bussel is in Nederland uitgebreid toegepast en bekend uit de Basiscursus. Het systeem van Bremer is weinig verspreid en te vinden op de molens Æolus in Adorp (Gr.) en De Fortuin in Noordhorn (Gr.)

Nieuwe roeden
Bij de aankoop van molen in 2019 had Æolus een geklonken binnenroede van Pot uit 1925 met het systeem van Bremer en beide roeden hadden zelfzwichting. Molenstichting Winsum besloot zowel een nieuwe, geklonken roede te laten maken door Vaags en deze van de Groninger variant van de Van Bussel-stroomlijnneus te voorzien. De huidige restauratie (2020-2023) in Adorp brengt na het steken van deze binnenroede een historisch kenmerk terug. De buitenroede voor molen Æolus wordt gelast en krijgt een halfdekker stroomlijning.

Koker
Stroomlijnneuzen bestaan uit een ‘koker’ aan de roede. De koker zit rondom de roede (Dekker) of tegen de bordzijde van de roede (Van Bussel) of aan de bordzijde én de voorzijde van de roede (Bremer). Als over ‘bordzijde’ gesproken wordt, moet men bedenken dat bij de bovengenoemde wieksystemen geen windborden meer aanwezig zijn.

De koker loopt van de onderste naar de bovenste hekstok en is even lang maar minder breed dan de ‘hekzijde’. Tegenwoordig bestaat de koker uit platen van aluminium, vroeger kan ook blik of stort zink(?) zijn toegepast. De platen zijn deels met schroeven en met blindklinknagels op de profielen bevestigd om de neuzen de gewenste gestroomlijnde vorm te geven. De koker kan aan het uiteinde onderbroken zijn met (kleine) remkleppen. Ook de remkleppen zijn geprofileerd. In gesloten positie strookt de vorm van de remklep met de stroomlijn van de rest van de koker.



Afbeelding 3: De zelfzwichting op de hekzijde is provisorisch voorlopig gemonteerd. Eén profiel is geplaatst.Afbeelding 4: De roede zonder hekwerk, de kromming aan de voor- en achterzijde is zichtbaar.




Afbeelding 5: Detail van het Bremer-profiel aan het eind van de roede. De profielen dragen de hele constructie van de koker. Schenkels, kluften of scheerhouten zijn niet aanwezig.Afbeelding 6: De beplating is over de profielen gebogen en vastgezet. De koker van profielen en platen kan in z’n geheel worden afgenomen om de roede door de askop te kunnen steken.

Probleem
Bij de bouw van de stroomlijnkoker op de geklonken roede deed zich een probleem voor. De roede was, al dan niet bedoeld, in de lengterichting enigszins rond gebogen. Dat wil zeggen de voorkant van de roede liep niet strak door van het midden naar de uiteinden. Voor was de roede ‘hol’ en de achterzijde was enigszins ‘bol’. Deze kromming levert problemen op bij het aanbrengen van de platenvan de kokerprofielen. Stel je voor: je moet een banaan omkleden met vierkante platen. Aan de holle kant overlappen de platen elkaar en de bolle kant krijgt kieren tussen de platen. De oplossing vindt de molenbouwer in het overnaads plaatsen van de platen. De platen overspannen de ruimte tussen twee profielen met enige overlapping.

Montage
Op Bij het aanbrengen van de platen gebruikt men schroeven of blind-klinknagel en op bereikbare plaatsen wordt gelast. Daarna wordt de koker losgeschroefd van de roede en kan nu van binnenuit definitief gemaakt worden. Na het steken van de roede bevestigd men de hekstokken en de complete zelfzwichting weer aan de roede. Ten slotte schroeft de molenbouwer de stroomlijnkoker op de roede. Alleen bij de Van Busselneuzen en de Bremer neuzen is de stroomlijnkoker afneembaar en na het steken weer te herplaatsen. Dekker-neuzen kunnen alleen op al gestoken roeden worden aangebracht.

Plaatsen op de roede.

Afbeelding 7: De stroomlijnneus wordt getakeld richting askop.Afbeelding 8: De neus zit bijna op zijn plaats, 26 bouten houden de koker vast.Afb.9.  Het ophekken nadert de voltooing

Op 11 september 2023 zijn de Bremer stroomlijnneuzen op de geklonken binnenroede van molen Æolus, Adorp geplaatst. Op de voor- en de rechterkant van de roede houden 26 bouten de koker op zijn plaats. Dehekstokken van de zelfzwichting steken aan de rechterkant kort door de roede. Er zijn geen kluften, scheerhouten of schenkels.

Met dank aan ADH molenbouwer Adorp.

Leave Comment

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *