Het rechtzetten van de romp van de Æolus, Adorp (Gr.)
In het voorjaar van 2021 kreeg molen De Æolus te Adorp een steunfundament. De herfundering is in een voorgaand artikel beschreven. Bij de herfundering blijft alles in de molen scheef staan maar het nieuwe fundament zorgt er wel voor dat de scheefstand niet weer toeneemt.
Bij de huidige restauratie van de Æolus is er voor gekozen om de scheefstand van het onderachtkant niet te wijzigen maar wel te stabiliseren. Door de houten romp, het “bovenachtkant” wel recht te zetten wordt bereikt dat het boventafelement weer horizontaal komt te liggen. Het kruien zal door de uitgevlakte kruivloer gemakkelijker verlopen.
De molen is vermoedelijk al direct bij de bouw scheef gaan zakken. Er zijn duidelijke sporen van eerder herstelpogingen in de molen te vinden. Vóór de huidige restauratie stonden de veldmuren, inclusief het tussenachtkant, al scheef. Een rollaag van scheef staande bakstenen verraadde het eerder rechtzetten van de houten romp. De zoldervloeren van het onderachtkant liggen merkbaar scheef in de molen.
De stelling lag voor de huidige restauratie op een niveau waarbij het uiteinde van de staartbalk er op vaste hoogte overheen gaat. De stellingzolder, de steenzolder, de luizolder en de smeerzolder liggen niet merkbaar scheef. Het is niet bekend of bij de restauratie van 1980 het gaande werk gecorrigeerd is voor scheef staan. Malen en pellen (met één pelsteen) werden kennelijk niet belemmerd.
Het rechtzetten.
Rechtzetten van een romp op een bestaand ondertafelement is niet een uitzonderlijke ingreep. Het werk kent wel een redelijke lange voorbereiding en zeker evenveel nawerk.De kardoeshouten, die de uitbrekers dragen, worden losgemaakt van het gemetselde tussenachtkant. Alle achtkantstijlen staan de peulhouten die op de acht hoeken van het ondertafelement liggen. De oorspronkelijke verankering bestond uit een pen-en-gat verbinding onder de stijlen. Omdat de pennen vergaan waren, was de verankering uitgevoerd met lange stalen staven (draadeinden), scheef door de achtkantstijl, door het peulhout en het ondertafelement.
Los maken van de stijlvoeten van het ondertafelement. | Ruimte onder de duisplank en kardoeshout na kaplichten. | Het nieuwe peulblok ligt op het oude peulhout |
Nieuwe stroomlaag, nog niet gevoegd |
Voor het begin van het rechtzetten werden de stalen draadeinden bij 6 van de 8 stijlen verwijderd. De twee oostelijke stijlen konden op hun plaats blijven. Tussen deze twee stijlvoeten lag de denkbeeldige kantel-as voor het opkrikken van de romp. Vooraf aan het opkrikken van de romp werd de stellingzolder ondersteund met stempels op de pelvloer.
tekening 1.
Achtkante stellingmolen; stenen onderachtkant en houten bovenachtkant. Het gaande werk is niet of zeer schematisch weergegeven: bovenas, bovenwiel, bonkelaar, koningsspil, takrad (spoorwiel in Noord-Nederland), pelschijven, pelspillen en en pelstenen.
Verdiepingen; van onder naar boven; begane grond, meelzolder, waaierijzolder, pelvloeren stellingzolder, steenzolder, luizolder en smeerzolder.
Onder- en boventafelement in rood. Achtkantstijlen, veldmuren en muur tussenachtkant in blauw.
tekening 2.
De molen is door zwakke grondslag scheef gezakt. Alle zolders liggen scheef in de molen, de stelling hangt op ongelijke hoogte en het gevlucht staat te recht of te scheef, afhankelijke van de kruirichting.
Het grootste probleem is dat het boventafelement niet horizontaal ligt. Het gaande werk is vergelijkbaakbaar scheef gezakt. Het grootste probleem is dat het boventafelement niet horizontaal ligt. Het gaande werk is vergeljkbaar scheef gezakt
De houten romp wordt recht gezet. Aan een kant worden de achtkantstijlen opgetild. Dikke peulhouten en -blokken steunen de stijlen. Het boventafelement komt weer recht te liggen. De ruimte tussen het tussenachtkant en de duisplank krijgt een nieuwe stroomlaag, de kardoezen gaan mee omhoog met de stijlen en blijven de uitbrekers te ondersteunen.
De stelling moet, in hoogte, aangepast worden aan de zwaaicirkel van de onderkant van de staartbalk. De zolders in het bovenachtkant liggen weer vlak. De zolder in het onderachtkant liggen nog net zo scheef. De “knik” tussen de onderbouw en de romp is uitwendig zichtbaar.
Het kruien verloopt weer normaal en zonder extreme inspanning.
Van te voren was berekend hoeveel elke stijl moest worden opgetild. Tussen de stijlvoet en bestaande peulhout aan de westzijde van de molen kwam de grootste verhoging; circa 9.5 cm.
Alle andere stijlen kregen minder ruimte, aflopend naar de oostkant van de molen. Het opkrikken was het werk voor drie dommekrachten en een hydraulische krik. Stapsgewijs kwam de romp omhoog, telkens ondersteund door zware houten wiggen. Waarna weer een volgende stijl werd opgetild. Er moest op worden gelet dat het uiteinde van de stijl niet naar buiten zou scharen en daarbij het tussenachtkant naar buitern zou drukken. Per stijl werd een passend peulblok gemaakt. De stijl werd tijdelijk even hoger opgetild waarna het peulblok op zijn plaats kwam, de stijl kwam gecontroleerd op zijn nieuwe blok terug. De oude peulhouten en het ondertafelement zijn gehandhaafd, mede omdat ze al een duidelijk indrukking van de achtkantstijl hadden. Fiberstaven met epoxyhars gaan de verbinding tussen stijl, blok, peulhout en ondertafelement maken.
De afwerking en nawerk
Vanuit de stellingzolder geeft de opening onder de duisplank een bijna panoramisch uitzicht naar buiten. De kardoezen en de duisplanken liggen niet meer op het metselwerk. Het achtkant is opgetrokken in rode Groninger baksteen. De molenbouwer hergebruikte sloopstenen van dezelfde kleur en maat. Een laag liggende stenen (strekken) brengen de muur bijna op hoogte. Een stroomlaag van scheef gezette en scheef gehakte stenen vult de rest op tot de duisplank.
De ruimte boven de bovendorpel van de kozijnen voor stelling-deurtjes krijgt een opvulling met een houten balk.
Het opnieuw voegen van de molen zal het metselwerk voltooien
Het gaande werk kan pas in de laatste fase van de restauratie aan bod komen. De verwachting is dat de koningsspil weer rechtop is komen te staan bij het rechtzetten. De tap van deze spil is circa 20 centimeter naar de oostkant verschoven. De taatsen van de pelspillen zijn op hun plaats is gebleven. Het takrad is aan de oostkant lager gekomen en en aan de westkant omhoog gegaan. Dit kan consequenties hebben voor de hoogteposities van alle drie schijven. De posities van de tappen van de schijven t.o.v. het takrad is niet veranderd. Voor alle spillen geldt de vraag: staan ze nog te lood? Zo nodig moet de taatsenpotten verplaatst worden, samen met het maalkoppel en de pelstenen.
Ids H. Van der Honing 21-08-2021
Met dank aan ADH Molenbouw